Datum plaatsing: 04 aug 2022
Vakantiepret
Door: Hans Raadgever: “Vacantia”, het Latijnse woord voor vakantie, wat zoveel betekent als: “vrij zijn van verplichtingen”. De Romeinen maakten al vakantiereizen. Het Romeinse Rijk was dan ook zo'n zes miljoen vierkante kilometer groot en telde120 miljoen inwoners. Dat is even iets anders dan de luttele 41.543 vierkante kilometer van ons landje aan de Noordzee met nog maar nauwelijks 18 miljoen inwoners. Het Romeinse Rijk omvatte alle landen rond de Middellandse Zee, dus een douanepost kwam je niet snel tegen. En rond de zestiende eeuw begonnen ook leden van de adel en gegoede burgerij vakantiereizen te maken met als doel: culturele en persoonlijke vorming. Nu zou je dat studiereizen noemen. In de twintigste eeuw komt daar langzaamaan verandering in. In 1911 krijgen diamantbewerkers als eerste recht op vakantiedagen. Eerst onbetaald, maar later doorbetaald. Steeds meer vakgroepen strijden in de jaren daarna voor datzelfde recht. Pas na de Tweede Wereldoorlog wordt ons recht op vakantie officieel vastgelegd in een wet. Dankzij de inspanningen van toen, kan nu iedereen dus lekker op vakantie. Jaren later, om precies te zijn op 23 december 1960, werd wettelijk ook de zaterdag als verplichte werkdag afgeschaft. De zaterdag werd een uitzonderlijke werkdag, waarvoor een toeslag op het loon betaald diende te worden. Gezien de ontwikkelingen naar een 24 uurs maatschappij vraag ik me af of dit nog lang houdbaar zal zijn, maar dat terzijde. Halverwege de negentiende eeuw werd de zomervakantie ingevoerd. Onderwijskundige vonden een lange vakantie in de zomer een goed idee. Schoolkinderen konden uitrusten en docenten kregen gelegenheid, middels thuisstudie, zich voor te bereiden op een het nieuwe schoolseizoen. Dankzij de groei van welvaart en invoering van betaalde vakantiedagen, groeide het aantal vakantiegangers snel. Vooral met eigen auto, een tweedehandsje, gelijkend op een fiets met bel en terugtraprem, dus zonder stuurbekrachtiging, weinig comfort, noch enige navigatie hulp, toerde men, vaak meerdere dagen, over kronkelige wegen naar het warme zuiden, om, daar aangekomen te bemerken dat de hitte er nauwelijks te dragen is. Maar dat deed niets af aan de mooie verhalen bij thuiskomst aan buren en kennissen. Immers de zuidelijke landen als Spanje en Italië waren voor de “gewone man” nog onontgonnen gebieden. De jeugd probeerde, zwaar bepakt en gezakt, een droomvakantie al liftend waar te maken. In de jaren ’60 stonden langs uitvalswegen rijen jongeren met de duim omhoog hun geluk te beproeven. En in de meeste gevallen lukte dat ook. In die tijd keken we er niet van op en hadden ook geen angst om “vreemden” mee te nemen. Nu zou dit niet meer kunnen. Iedereen zou wegkijken, bang om onbekenden meen te nemen.
Nut of noodzaak
Door de toegenomen beschikbaarheid van zowel auto, trein als vliegtuig en financiële middelen vieren thans meer dan 80% van de Nederlanders vakantie. Daar heb je recht op en heb je nodig, is de algemene mening. Maar wat is het nut of de noodzaak van een vakantie als dat slechts een stressvolle onderneming blijkt te zijn. De dagelijkse berichten over uitvallende treinen, niet vliegende vliegtuigen en stilstaande auto's op overvolle wegen, lijken weinig op de gewenste vakantiepret. En hoe kom je “vrij van je verplichtingen” als je op iedere dag, op iedere plek telefonisch bereikbaar bent. Ook hier lijkt het spreekwoord “Het bezit van de zaak, is het einde van vermaak” een waarheid als een koe.